Drie Duitse boeken van Kerkeling, Regener en Hesse

Afgelopen zomer was ik op vakantie in Duitsland en om in de stemming te komen, zat mijn koffertje vol met Duitse literatuur.

Ich bin dann mal weg – Hape Kerkeling
Hans-Peter Kerkeling (1964) is een zeer beroemde komiek en tv-entertainer in Duitsland. Enkele jaren geleden besloot hij als voorschot op zijn nakende midlifecrisis de Jacobsweg (de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela) af te leggen. De tocht wordt een ware bezoeking, al gauw maakt Kerkeling geen gebruik meer van de gratis slaapplaatsen in de Spaanse kerken, maar overnacht hij in de knusse herbergjes. Met humor en wilskracht weet hij de tocht te volbrengen. De niet bepaald diepgelovige Kerkeling komt op zijn manier nader tot God:

“Egal ob Gott eine Person, eine Wesenheit, ein Prinzip, eine Idee, ein Licht, ein Plan oder was auch immer ist, ich glaube, es gibt ihn! Gott ist für mich so eine Art hervorragender Film wie ‘Ghandi’, mehrfach preisgekrönt und grossartig! Und die Amtskirche ist lediglich das Dorfkino, in dem das Meisterwerk gezeigt wird.” (p.186)

Kaft Her LehmannHerr Lehmann – Sven Regener
Sven Regener (1961) is de voorman van de Duitse rockband Element of Crime, die plotseling de pen oppakte en een uiterst grappige roman schreef, Herr Lehmann. Meneer Lehmann is een dertigjarige barman die niet zo veel van het leven verwacht. Als hij maar op tijd zijn biertje krijgt. Aan drukte heeft hij een broertje dood, maar als hij dan een leuke meid tegen het lijf loopt en zijn beste vriend door het lint gaat, is het gedaan met de rust!

Humor draagt het boek. Soms wordt het aanstekelijke slapstick, bijvoorbeeld door het oneindige herhaaleffect. Lehmanns beste vriend Karl wordt niet gewoon “Karl”, maar steevast “sein besten Freund Karl” genoemd. Rainer, die van witbier houdt, heet altijd Kristall-Rainer, totdat hij met een blikje fris gespot wordt, vanaf dan is het Fanta-Rainer.

De gedachtegang van Lehmann wordt nauwkeurig gevolgd, inclusief alle haperingen en zijwegen. Lehmann vraagt zich af hoe de stad er zonder cafés uit zou zien. Wat zou de mensen dan nog levensinhoud geven? Misschien is het juist wel de barman die inhoud aan het leven geeft: “Vielleicht füllen wir ja den Lebensinhalt in die Leute rein, Mund auf, Lebensinhalt rein, fertig.” (p.58)

Samen met zijn beste vriend Karl slaat Frank Lehmann er voortdurend eentje achterover. Wanneer het dan in de weekenden drukker is in de kroeg heet het dat de “weekend- of amateurdrinkers zich mengen onder de ‘usual suspects'”. Maar wat je ook van je leven maakt, “am Ende ist man immer selber schuld, wenn man Schnaps trinkt.”

Knulp – Hermann Hesse
Uit een ander tijdperk stamt het verhaal Knulp van Hermann Hesse (1877-1962), een van de meest vertaalde Duitse schrijvers. In Knulp beschrijft Hesse hoe het leven van een landloper, die bewust voor zijn bestaan buiten de maatschappij gekozen heeft, botst en samengaat met dat van de burgerman. Indrukwekkend en ontroerend beschrijft Hesse hoe Knulp uiteindelijk aan zijn einde komt.

    »Ja. Aber ich denke noch anders. Ich denke, das Schönste ist immer so, daß man dabei außer dem Vergnügen auch noch eine Trauer hat oder eine Angst.«
    »Ja wie denn?«
    »Ich meine so: Eine recht schöne Jungfer würde man vielleicht nicht gar so fein finden, wenn man nicht wüßte, sie hat ihre Zeit und danach muß sie alt werden und sterben. Wenn etwas Schönes immerfort in alle Ewigkeit gleich bleiben sollte, das würde mich wohl freuen, aber ich würd es dann kälter anschauen und denken: Das siehst du immer noch, es muß nicht heut