Schaakmat met de Dame

Het moet maar eens met zoveel woorden gezegd worden: Schakers zijn de lelijkste sporters ter wereld. Vorig jaar vergezelde mijn vriendin mij bij een bezoek aan een computerbeurs in de RAI. Zoveel dikke, lelijke en stinkende mannen had zij nog nooit bij elkaar gezien. Dit jaar troonde ik haar in al mijn onnozelheid mee naar een schaaktoernooi in Wijk aan Zee. In afstotelijkheid bleek dit voor haar de overtreffende trap van de PC-Dumpdag te zijn…

De hemel heeft ons een vreemde streek geleverd door intellect en schoonheid elkaars tegenpolen te laten zijn. Maar de wraak van het intellect zal zoet zijn.

In 1972 schreef schaakgrootmeester J.H. Donner – qua uiterlijk het proto-type van een schaker – een stukje voor Het Parool waarin hij uiteenzette waarom vrouwen niet kunnen schaken. Zijn conclusie kwam er kort gezegd op neer: “omdat vrouwen vrouwen zijn”. Een storm van verontwaardiging stak op en Donner werd ondermeer van discriminatie beschuldigd.

Een “mevrouw uit Amsterdam” beweerde in een ingezonden brief dat Donner was vergeten negers aan zijn stelling toe te voegen. “Vrouwen en negers kunnen niet schaken, want ze zijn dommer dan wij” had volgens haar de stelling moeten luiden. Fout, vond Donner, “negers kunnen best schaken, maar negerinnen niet. Dat is het nu juist.”