Voordat de Duitse voetbalclub Hoffenheim in 2008 Herbstmeister werd, had ik er nog nooit van gehoord. Wie wel? Het bleek te gaan om een onbetekenend provinciaal amateurclubje dat sinds 2000 met zevenmijlslaarzen door de Duitse voetbalcompetities denderde. In 2008 promoveerde TSG 1899 Hoffenheim naar de Bundesliga en 17 wedstrijden later stonden ze op de eerste plek, boven Bayern München.
Net als zoveel andere clubs begon de opmars van Hoffenheim na een genereuze kapitaalinjectie, in dit geval van SAP-oprichter en multimiljonair Dietmar Hopp. Hopp is afkomstig uit het boerengehucht Hoffenheim, boven Stuttgart. De documentaire pakt de draad op in 2006. Hoffenheim speelt in de derde divisie met een begroting die die van alle andere clubs tezamen overtreft. De ene na de andere buitenlandse voetbalster wordt aangetrokken, vanuit de Balkan, Afrika en Brazilië.
De documentaire volgt drie personen die nauw betrokken zijn bij de opmars van Hoffenheim. Torro, de laconieke voorzitter van de fanclub, geniet vooral van zijn biertje na de wedstrijd. Hij wordt genadeloos weggevaagd als met de stijgende populariteit van de club professionele fans het heft overnemen.
Ingrid werkt achter de kassa van de locale benzinepomp, kent de trainer en de spelers persoonlijk, en is ontzet als weldoener Dietmar Hopp door rivaliserende fans voor ‘hoerenjong’ wordt uitgemaakt.
Jochen Rotthaus straalt het meest in de film. Hij is een marketeer van het 13-in-een-dozijn-type: gehaaid, vlot kapsel, net overhemdje, en op het ziekelijke af optimistisch gestemd, een man die de “harten van de mensen wil acquireren”. Tussen de knollenvelden van een boerengehucht visualiseert hij een gigantisch, modern stadion en trainingscentrum. Waar de meeste blaatapen sneven in hun grootheidswaanzin, slaagt Rotthaus wonderwel. Als de wedstrijd Bayern München – Hoffenheim op de landelijke tv wordt aangekondigd als “het beste dat de Bundesliga te bieden heeft”, bereikt de extase van Rotthaus een ongekend hoogtepunt.
Mijn IDFA-beoordeling: 5/7.