Ik heet Karmozijn vertelt over 17-eeuwse miniatuurschilders aan het hof van de Turkse sultan in Istanboel. Er is een moord gepleegd en in de ontrafeling daarvan volgen we verschillende personen. In de bijzondere opzet van het boek wordt het verhaal steeds verder verteld door een ander personage in de ik-persoon, alsof er telkens een estafettestokje wordt doorgegeven. Hierbij komen de protagonisten van de roman aan het woord, maar ook de overledene zelf, of bijvoorbeeld getekende honden en bomen en zelfs de kleur karmozijn, voor de illuminators de meest betekenisvolle kleur. De hoofdstuktitels benoemen wie er aan het woord is:
- Ik ben een paard
- Ik heet Kara
- Ik heet Karmozijn
- Ik ben uw Oom
Samen schetsen zij een tijdsbeeld waarin conservatieve en progressieve krachten in een spanningsveld zitten. De sultan wil een boek laten maken waarin de afbeeldingen volgens de Europese methode, in perspectief, gemaakt worden. Je reinste ketterij volgens sommigen en dit dispuut zet een keten van reacties in gang.
Hoewel Ik heet Karmozijn aan de ene kant een detective is die draait om de vraag wie de moord op de Priegelaar gepleegd heeft, staat Pamuk uitvoerig stil bij de innerlijke wereld van de illuminator, en dan met name bij het verhaal van Khosraw en Shirin, die in vele varianten verteld wordt en als een soort bakermat van de Turkse verluchtigers geldt, maar wat mij betreft wel enigszins de vaart uit het verhaal haalt. Tot slot is het liefdesverhaal tussen Kara en Şeküre een belangrijke verhaallijn.