SC Heerenveen

Kees ‘t Hart heeft een boek over SC Heerenveen geschreven. Het bijzondere van dat boek is dat ‘t Hart hiervoor een jaar lang meegelopen heeft met de voetbalclub om “de geur van het gras” op te snuiven.
    “Het mooiste leven” begint met de passage waarin Kees aan de groep wordt voorgesteld door trainer Foppe de Haan. Het is dan juli 2000. In de 12 daaropvolgende maanden speelt Heerenveen wedstrijden tegen Tuitjehoorn, maar ook tegen Valencia om de Champions League. Kees ‘t Hart is van dit alles getuige. Niet alleen van de wedstrijden, maar ook van de trainingen en alles wat daarbij komt kijken. Opvallend snel wordt hij in de groep voetballers opgenomen: hij klaverjast met ze in de bus naar de uitwedstrijd tegen Fortuna Sittard, hij kijkt samen met een paar spelers gnuifend naar pornofilmpjes op de internetpc die naast het krachthonk staat, of hij wordt door enkele jongens in de maling genomen die zijn bekertje melk lekprikken. ‘t Hart beschrijft het met weinig distantie, je voelt hem opgezogen worden in de SC Heerenveen. De volgende passage waarin Kees een onvervalste “bouwie” plaats, verbeeldt dat treffend:
    “Ik zit aan tafel bij Hans Vonk, Mika Nurmela, Anthony Lurling, Max Houttuin en nog een paar anderen en maak een Bouwie. Een Bouwie is een opmerking of een vraag die net ook al gemaakt of gesteld is, ik vroeg of er nog een nabespreking kwam en daar hadden ze het net over.” De spelers laten het niet na om hem vervolgens in de zeik te nemen. Dat ze hem tegelijkertijd interessant vinden en accepteren blijkt ondermeer uit het gegeven dat een aantal voetballers ‘t Harts roman “De revue” gaat lezen (hoewel sommigen het halverwege weer wegleggen).
    In klare taal schetst Kees ‘t Hart het leven binnen de club. “Het mooie leven” is eigenlijk een miniatuur “Bureau”. De wetenschappelijk ambtenaars zijn vervangen door profvoetballers. En die blijken een stuk sympathieker te zijn.

    » Het mooiste leven – Kees ‘t Hart (fl. 19,90)
    » Boekbespreking in het NRC