Hun en hen

Veel mensen beschouwen mij als een taalpurist en vrezen mijn taaloordeel. In feite pruts en rommel ik ook maar wat aan, ik doe maar wat, en van sommige taalregels heb ik – natuurlijk omdat ik uit de Zaanstreek kom – nooit tabak kunnen maken. Het verschil in uitspraak tussen de “s” en de “z” is een crime voor mij en ook gebruik van hun en hen haal ik geregeld door elkaar.

Op 10 mei a.s. geeft de Taalkalender van Onze Taal het volgende handige taaladvies over hun en hen.

    1. Ik geef … tweeën een boek.
    2. Ik geef het boek aan … tweeën.

Gebruik hun als meewerkend voorwerp en hen na een voorzetsel of als lijdend voorwerp.

Dus:
    1. Ik geef hun tweeën een boek.
    2. Ik geef het boek aan hen tweeën.

Dat doe ik nooit meer fout!